Ambachtelijke kwaliteit

Onderwijs van ambachtelijke kwaliteit

Leo van Hoorn

 

Goed onderwijs geven is ambachtelijk werk. Het is een kunststuk, geen kunstje. Het is een prestatie, geen productie. Het is origineel en authentiek, geen routine en truc. Goed onderwijs is ervaarbaar, niet meetbaar. Onderwijs is een creatief proces van uitgekiende interactie dat zich afspeelt in de relatie tussen de docenten en de studenten. Het gaat erom de studenten te laten groeien in zijn kwaliteiten en zijn menszijn. Daarom is goed onderwijs zowel een inspanning als een belevenis.

Dit ambachtelijk onderwijs is te leren door hen die het als een uitdaging of roeping zien om studenten op te leiden tot vakbekwame professionals. Door nadoen, meedoen en zelf doen. In de kloosters hechtte men aan goed onderwijs, verzorgd met toewijding en volharding. Spreekwoordelijk is het gildewezen. Dat was meer dan een productiebedrijf waar men een baantje had, een klus deed of een protocol volgde. Het was een leef- en leergemeenschap waarin men zich opgenomen wist en waarvoor men verantwoordelijkheid nam. De kwaliteit van het vak was de drijfveer waarin trots lag. Een vak leren kost(te) minimaal 10.000 uur oefening. Pas dan was er ruimte voor de test van vakbekwaamheid: de meesterproef. Daarna kon men bijdragen aan de continuïteit van het gilde. Dat is heden ten dage voor het  realiseren van ambachtelijk onderwijs niet anders.

Ambacht: passie, professie, prestatie

Ambachtelijkheid verwerf je, het drijft je en leidt je. Ambachtelijk werk wordt gedragen door drie samenhangende dragende delen, namelijk passie, professie en prestatie. In het onderwijs, in elk ambacht.

Passie

Elke missie begint met passie. Je bent gegrepen door een ideaal. Je gaat ervoor, zonder al te veel rationaliteit, niet gehinderd door mitsen en maren. Mensen geven gestalte aan hun roeping door aan de gang te gaan met het verwerkelijken van hun idealen. Deze passie werkt doorgaans aanstekelijk. Anderen raken geïnspireerd en delen de missie, gaan delen in de idealen en zich eveneens inzetten om die te verwezenlijken. Er wordt onweerstaanbaar gepionierd en geëxploreerd zonder heldere structuren en systemen. En er komt wat tot stand met bloed, zweet en tranen. Omdat men ervoor gaat en erin gelooft. Docenten en opleidingen met deze passie inspireren studenten en steken het vuur aan van liefde voor het vak.

Professie

Initiatieven groeien en de confrontatie van de passie met de weerbarstige werkelijkheid leidt tot de vraag of de dingen die we doen allemaal wel echt helpend zijn voor de goede beroepsvorming. Er ontstaan vragen naar kwaliteit, naar professie, naar vakbekwaamheid. Er ontstaat nieuwsgierigheid naar meer kennis van de zaak, naar betere methoden en technieken, naar grotere deskundigheid. Elke moeite die men tegenkomt, biedt kansen om nieuwe ervaring en deskundigheid op te doen. Er is tegelijkertijd een voortdurende drang om problemen op te lossen en nieuwe problemen te creëren. Dit in een spel dat immer plezier geeft en nooit afgerond lijkt te worden. Grenzen worden gezocht, van fouten wordt geleerd. Aanmoediging kenmerkt de samenwerking. Zo is er ontwikkeling, neemt de kwaliteit toe en ontstaat er een schijnbaar onverzadigbare honger naar meer en beter werken. Men gaat erin op, zonder zich te bekommeren om formaliteiten en omdat men zich erdoor uitgedaagd weet.

Prestatie

Met passie professionaliseren leidt tot ontwikkeling en groei, helaas vaak tot wildgroei. Dat geeft een nieuwe confrontatie, een realiteitscheck. Nieuwe vragen dienen zich aan. Kan alles wat we willen, kunnen we het volhouden, kunnen we het betalen en is alles wat we willen en doen echt nodig? Er ontstaat vraag naar kosten-batenanalyses, naar werkstructuren en beheerssystemen. De uitdaging verlegt zich naar de prestaties en naar de voorwaarden waardoor het ook op langere termijn vol te houden is. Er ontstaat behoefte aan rationaliteit, meetbaarheid, beheersbaarheid, management. Omdat men wel wil weten waarvoor men het allemaal doet. Het is mooi om prestaties te markeren en te vieren. Zo kennen docenten en studenten beiden de trots als ze na de diploma-uitreiking elkaar alle goeds toewensen en afscheid nemen. Bovendien demonstreert dit dat de geïnvesteerde inzet (en overheidsgelden) goed besteed zijn.

Deze drieslag bepaalt de kwaliteit van elk ambachtelijk werk. Als een van de facetten gemist wordt ontstaat saaiheid, schraalheid of wanorde. En daarbij vaart niemand wel. Let wel, passie heeft iets priesterlijks: het vraagt offers.

Maar passie zonder professie en prestatie maakt iemand tot een zonderling, ongrijpbaar en onnavolgbaar, zonder sociale inbedding en zonder erkenning, zonder horizon grenzeloos voortgaand in zijn alleen door hemzelf herkenbare werkelijkheid. Een vreemdeling die uiteindelijk in eenzaamheid zijn weg zal gaan.

Professie heeft iets profetisch, iets verkondigends, iets proclamerends. Maar professie zonder passie en prestatie maakt iemand tot een roepende in de woestijn. Niemand die het uiteindelijk hoort. Onverbonden en onnavolgbaar, los van de werkelijkheid, tot schade van ieder en na verloop van tijd ook tot schade voor de betrokkene zelf.

Prestatie heeft iets koninklijks en luisterrijks. Maar prestatie zonder passie en professie leidt tot macht, instructie, repressie en een reductie van de werkelijkheid. Het leidt tot de dood in de pot van risicomijding en waarden-loosheid.

Echte betekenis en waarde komt alleen tot stand in complementariteit van passie, professie en prestatie. En echte kwaliteitsbeoordeling kan alleen ervaren en gemeten worden door mensen die de passie kennen, zich aangestoken weten door de professie en van daaruit gevoelig zijn voor echte prestaties. Alleen een vakman die iets heeft van de priester, de profeet en de koning kan vakmanschap bepalen, passie peilen, professie toetsen en prestaties meten.

Wee degene die meent vanuit de exclusiviteit of dominantie van een van deze facetten waarheidsuitspraken te kunnen doen over kwaliteit en resultaat. Dan ontstaat wat Kees Boele, (voormalig) bestuursvoorzitter van de CHE, vaak pleegde te zeggen: „Als je echte kwaliteit wilt meten, wordt het kwantiteit.”

Prutswerk: de irrationaliteit van rationele kwaliteitssystemen

Kwaliteit van (hoger beroeps)onderwijs is hot. Er is veel over te doen. Er zijn pijnlijke kwesties gesignaleerd en praktijken waargenomen waarin prestatie nagestreefd werd die los stond van passie en professie. Kwantiteit ten koste van kwaliteit, kwaliteitstekorten, gerommel met diploma’s en overheidsgelden. Schandelijk en schadelijk.

Alarmbellen luiden. Maar dan wordt het nog erger. Inspecteurs worden op pad gestuurd. Kwaliteitsorganen verhogen de staat van paraatheid. De controles worden uitgebreid. Besturen en directies worden gemaand grote rapporten te schrijven en docenten op te dragen om alle toetsen, alle correcties, alle beoordelingen, alle herkansingen en alle onderwijsmaterialen te archiveren. Alles moet opgeslagen worden want het moet verantwoord worden. Het moet voldoen aan de standaarden en gerapporteerd worden in formats die nogal eens opgesteld zijn door mensen die het ambachtelijk werk van onderwijs niet zelf kennen.

Vakmensen moeten vervolgens dingen gaan doen waar hun hart niet ligt, waar ze niet deskundig in zijn en die geen bijdrage leveren aan het echte resultaat. Men moet protocollen gaan volgen en verantwoordingsdocumenten schrijven. Ter wille van de kwaliteit wordt iedereen van het echte werk gehouden om dingen te gaan doen waardoor men de passie verliest. Tot tevredenheid van de controleurs omdat zij fouten constateren. Nieuwe regels en toetsingskaders volgen. Tot schade van het onderwijs, dat alsmaar meer gehinderd wordt in haar ambachtelijke werk. Wat een irrationaliteit met al die rationele kwaliteitssystemen. Prutswerk, schandelijk en schadelijk.

Ambachtelijkheid: de rationaliteit van irrationele kwaliteitssystemen

Het kan ook anders en moet ook anders. Bestuurders, directies en docenten moeten hernieuwd verantwoordelijkheid nemen voor de dingen die er echt toe doen. Er is behoefte aan leidinggevenden die het ambachtelijk werk kennen, ervan houden en het op waarde weten te waarderen. Ze moeten gaan staan voor echte kwaliteit. Het is hun taak om vakmensen uit de gure wind van de koude verantwoordingssystemen te houden en hen te koesteren in de luwte van de creatieve ambachtelijkheid die bijdraagt aan de verbetering van de echte kwaliteit van het vakwerk: ruimte bieden voor de liefde voor de professie, voor de betrokkenheid op de studenten, voor de gedrevenheid in het vakgebied, voor de perspectieven van de beroepsuitoefening, voor experimenteren, voor fouten maken, voor ontdekkingen doen.

Door ruimte te bieden voor ontwikkeling kan toegevoegde waarde worden geleverd aan toekomstige ambachtsmensen en daarmee aan de kwaliteit van de hele samenleving. Nodig zijn onderwijsmensen die zich hierdoor uitgedaagd weten en een stap naar voren zetten. Ingrijpen is nodig als medewerkers daar niet voor gaan. Als ze niet verder komen dan risicomijdend gedrag, gehoorzaam lijstjes afwerken, een kunstje doen, uren tellen en spelregels volgen. Opleiden is geen kunstje maar een roeping en passie. Het vraagt om mensen van excellente kwaliteit met oog voor resultaten, om identificatiefiguren die studenten inspireren en motiveren, liefde voor het vak bijbrengen, erkende meerwaarde leveren aan de professionele kwaliteit van de beroepsuitoefening.

Alles wat dat belemmert moet teruggedrongen worden. Leidinggevenden en docenten moeten in de dagelijkse drukte elke keer het wenkende perspectief duiden en benoemen. Wat ertoe doet, zijn ambachtslieden die gepassioneerd blijven waardoor ze kwaliteit leveren en zorgen voor prestaties. Dat zijn de zaken die ertoe doen. Dat is echte kwaliteitszorg, irrationeel, maar waar.

Hulde aan de ambachtsman

Onze tijd vraagt om herwaardering van ambachtelijkheid. Echte ambachtelijkheid in de combinatie van passie, professie en prestatie. Nodig is een professional die deze elementen verbindt. Daarin ligt kwaliteit. En daarop moet kwaliteitsbeoordeling zich richten. Het lijkt me meer dan nodig dat we op zoek gaan naar werkwijzen die dit inzichtelijk maken. Naar competitiviteit die deze deugden verbindt en versterkt. Naar collegiale samenwerking die dit ondersteunt.

Dat geldt iedere medewerker binnen de organisatie. Ieder vanuit in zijn eigen vakbekwaamheid gericht op de groei van de studenten. De bestuurder, de secretaresse, de directeur, de conciërge, de docent. Natuurlijk heeft de een vanuit zijn rol of kwaliteit een sterkere focus op een van de facetten, maar hij weet dat er compensatie nodig is op de andere facetten, dus door andere personen, dus andere kwaliteiten.

Dat betekent dat er respect is voor elkaar en voor samenwerking vanuit erkende ongelijkheid en wederzijdse aantrekkelijkheid. Als iedereen zo ambachtsman is, ontstaat er een ambachtelijke gemeenschap, gedreven door passie, rustend op professionaliteit en gericht op prestaties. Daar zal iedereen die er werkt of studeert het goed hebben, erdoor gevormd worden en meerwaarde ervaren. Die leerwerkgemeenschap zal aantrekkingskracht hebben en dienstbaar zijn aan mensen en aan de samenleving als geheel.

 

Literatuur, o.a.:

  • Sennett, R. (2008), De Ambachtsman, de mens als maker, Amsterdam: Meulenhof
  • Brink, G. van den, e.a. (2003), Beroepszeer, waarom Nederland niet goed werkt, christen democratische verkenningen, Boom